Het voorjaar is weer begonnen (theoretisch dan, het is zo koud dat het wel herfst lijkt......) en dat betekend dat de vrienden en familieleden uit Nederland de tocht naar het barre zuiden weer aandurven.
Heel gezellig al dat bezoek, voornamelijk natuurlijk omdat het heerlijk is elkaar weer te zien en uitgebreid te spreken maar stiekem ook een beetje omdat er dan weer aanvoer is van Nederlandstalige bladen en blaadjes. Zalig om weer in een Landleven te bladeren of een Volkskrant te lezen (ook al is die van een paar weken geleden).
Nu las ik gisteren in de krant van 10 april een geweldige column van Bert Wagendorp over het feit dat de TNT 'de postbodes in de verkoop doet'. Dit is natuurlijk vooral toevallig omdat we in Frankrijk juist de onrust en petities hebben gehad om tegen te gaan dat 'la poste' zou privatiseren. Onderstaand stukje heb ik overgetypt van de column en deze grappige, enigzins overtrokken, beschrijving is precies de reden dat de Fransozen massal hebben gereageerd; kom niet aan onze postbode!
[eerst een inleiding over 'de postbode in de verkoop' en een beschrijving van een foto van een Noordgroningse postbode omstreeks 1940]
.........
En de degelijke vertrouwdheid van de ouderwetse postbesteller is nooit beter gevangen dan in het portret dat fotograaf Jacob Molenhuis maakte van de onbekende postbode.
..........
De onbekende postbode: je ziet een man met trots in de kop. Een postbesteller die zich van zijn grote verantwoordelijkheid bewust is en als bewijs daarvan een fraaie snor laat groeien. Pet met 'PTT'erop, groot genoeg om er drie stuks pakketpost onder te stoppen, baan voor het leven, gerespecteerd door zijn dorpsgenoten, verzekerd van een staatspensioentje.
Kijk naar de onbekende postbode en je weet zeker dat de post in Kloosterburen e.o. altijd stipt op tijd was. Ook als er anderhalve meter sneeuw lag en het verderop gelegen gehuchtje vanuit Kloosterburen voor normale mensen onbereikbaar was geworden.
Het is de dag voor kerst en de eenzame weduwe in Nijenklooster wacht wanhopig op bericht van haar zoon in den vreemde. Zal haar enig kind nog iets van zich laten horen? Daar knerpt in de woedende sneeuwstorm een fiets het grintpad naar de nederige woning op. Ze opent het gordijn: de onbekende postbode! Valse waakhonden hebben zijn broek aan flarden gescheurd, hij ziet blauw van de ijzingwekkende kou en aan zijn snor hangen ijspegels. In zijn hand een brief.
'Van Kees, uit de Oost!' roept de onbekende postbode. 'Weer te weinig postzegels!' Het oudje weent van vreugde.
........
[ en nu volgt een nabeschouwing]
Meneer Wagendorp noemt ergens in zijn stukje de postbode 'de levende band tussen het dorp en de rest van de wereld' en zo wordt de postbode hier ook vaak gezien.
Wij maken er in de winter vaak grappen over: het is zo rustig, we hebben zelfs de postbode niet gezien.
Inderdaad; in de winter kunnen we aan de bandensporen zien of de postbode is geweest, en soms zie ik het niet eens, dan zijn de sporen van de dag ervaar niet gewist door iets anders en liggen er zo maagdelijk bij alsof ze vers zijn.
Maar dat is nu weer voor een half jaar voorbij; de postbode zal, als wij in de stal zijn, de pakketjes niet meer in de veranda leggen maar aan vrienden of familieleden die hier in het zonnetje zitten, overhandigen.
Arme postbode; waar hij in de winter werkelijk ons contact met de buitenwereld is, is zijn belangrijke taak in de zomer geminimaliseerd tot alleen het afgeven van enveloppen en pakketjes.......
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat gerust je reactie achter!